Zodra de deur van het stokoude huis in het Duitse Adenau open zwaait komt er een aangename koelte onze kant op. De kamer oogt rustiek met de dikke middeleeuwse muren en de zware houten balken waar de haastig verstreken eeuwen hun sporen hebben nagelaten. Ikzelf en de andere meiden beginnen aangenaam verrast te kirren bij het zien van dit authentiek historische optrekje. Dit wordt een tof weekendje weg!
Eerst maar eens installeren, we zoeken ieder een slaapplek onder de hanenbalken. Er is plek genoeg, ik plof neer naast Miranda in het Lits jumeaux. Ik hoop van harte dat ik de slaap zal kunnen vatten vanavond, ik ben nogal een ramp als het gaat om een fatsoenlijke nachtrust de laatste jaren. Als ik per nacht vier uurtjes in dromenland mag verkeren mag ik mijn handjes al dichtknijpen.
Maar eerst maar eens een lollige avond ervan maken!
We koken een heerlijke maaltijd in het Rembrandteske keukentje, ik speur enthousiast naar de ijzeren kookpot boven het vuur maar-na even goed zoeken- blijkt het hier toch uitgerust met hedendaagse apparatuur. Al het moderne woongemak is in dit huis weggemoffeld en in de badkamer zoek ik mij rot naar een kraan. Weggewerkt in een kabinetje van weleer. Zo grappig! Hier moet een fantasievolle geest aan het renoveren en decoreren zijn geweest. Uiterst onpraktisch allemaal, maar gaaf!
We slepen de stoelen naar buiten en een wankel tafeltje, nonchalant gedekt met een theedoek, staat weldra vol met wijn, glazen en smachtende lege bordjes. De avond voelt zwoel, het eten is heerlijk, we hebben zalige wijn en genoeg gespreksstof. Af en toe vult een schaterlach de avondlucht maar opeens vallen we alle vier stil wanneer een opzichtig gele cabrio traag ons stoepje voorbij komt rijden. Achter het stuur een excentriek ogende man, jaar of zesenvijftig met een woeste grijze paardenstaart. Wij gapen hém ongegeneerd aan, hij gaapt óns ongegeneerd aan en hij verdwijnt naar het eind van de straat. “Hebben we nou sjans?” roept een van ons verrukt. “Jee, ja je zou zeggen dat we sjans hebben inderdaad, kan dat nog op onze leeftijd?” Het is alsof ik moet afdalen in de diepst gelegen spelonken van mijn geheugen om weer te voelen hoe het was: sjans hebben. Ik had het best vaak, maar tegen de tijd dat ik door had dat dit mij ten deel viel, was ik qua schoonheid al weer op mijn retour. Op mijn vijftiende begon het zo’n beetje. Dan liep ik met mijn moeder in de winkelstraat en dan riep zij- net iets te hard- “Kijk nou, wat leuk… je hebt sjans!” Het schaamrood stijgt mij nóg naar de kaken, of is het weer een opvlieger?
We zijn nog vol van de veelzeggende blik van staartmans als hij plotseling voor ons staat. Een voortvarende man, hij schuift meteen gezellig aan. Zijn blauwe ogen twinkelen ondeugend bij het zien van zoveel- nog net niet verlept- vrouwelijk schoon. Maar dan blijkt dat hij de eigenaar is van dit middeleeuwse herbergje, zijn hele ziel en zaligheid heeft hij erin gestoken. De creatieve kiekeboe kraan is van zijn hand! Hij blijkt in het naast gelegen- al even oude stulpje -te wonen en voert daar tevens een massage praktijk met hete stenen. We besluiten er maar niet naar binnen te gaan. Ook doet hij iets onduidelijks tijdens volle maan en voor zijn raam bungelt een heks op een bezemsteeltje.
Wat een heerlijke alternatieveling!
Het begint al donker te worden, de wijn valt zwaar en eigenlijk ben ik al best wel moe als grijze Bono opeens voorstelt om ons mee naar het bos te nemen. Een avondwandeling bij volle maan. De meiden zijn er wel voor in maar we hebben hem allemaal al flink zitten door de wijn. Wie rijdt er?
Juist, even later zit Bono achter het stuur van mijn Passat, geeft flink gas en na een zenuwslopende rit vol verbijsterend bochtenwerk belanden wij in een donker bos. Mocht Bono een serie killer zijn, zouden wij dan met vereende krachten nog tegen hem op kunnen? Ik laat er een rekensommetje op los. Voorlopig loopt hij onschuldig in een stevige wandelpas voor ons uit en belooft ons een bijzonder hoogtepunt verderop op de route. Immer gerade aus. Het is een aardige klim omhoog door het duister en mijn benen beginnen al aardig dienst te weigeren. Half struikelend over boomwortels probeer ik de pas erin te houden, maar ik voel mij vreemd en slap in de benen. De wijn? Moeder Maria! Wat is er toch met mij de laatste tijd, ik lijk wel tachtig plus! Ik ben nu wel serieus in de overgang beland maar wist niet dat je er zo van uit het lood kon vliegen. Het mega slaapgebrek, het is mij in de benen gezakt en naar het hoofd gestegen! Ik hijg en zwoeg en raak steeds meer achterop, iedereen houdt Bono moeiteloos bij, nog adem zat om erop los te babbelen, maar ik moet tot mijn grote ontsteltenis een pauze inlassen. En nog eentje. Ik wil nu alleen nog maar liggen op het koele mos. Mijn- in rap tempo- oud geworden lijf laten rusten voor ik het al helemaal begeef. Het zou mij niets verbazen als ik ter plekke neer val maar inmiddels ben ik toch met slappe knietjes een toren aan het beklimmen, de wenteltrap is nauwelijks te onderscheiden in het donker en tergend lang. Staartmans weet wel wat te bedenken zeg! Bovenop de toren is het aangenaam koel, een briesje brengt mij weer enigszins tot leven. Gelukkig, ik heb het gehaald. Maar hoe moet dat morgen en de dag erna? We zouden lange wandelingen gaan maken. Dit is nog maar een voorproefje!
De hele nacht lig ik wakker, de stresshormonen razen door mijn lijf, naast mij tukt Miranda heerlijk weg. Onaangedaan. De volgende dag zou ze moeiteloos de tien kilometer aantikken, net als de anderen. Maar ik niet, die dag zou de dag worden van mijn breakdown. Maar ook van mijn wake up call …Ik moest eerst lamlendig door mijn hoeven zakken en een uur stevig janken op een Duits bospad om te beseffen dat “wir die Kacke am Dampfen haben.” Na een uur vol drama zit ik nog steeds koppig te ‘willen van jewelste’. Ik wil dóór, ik wil dit kunnen, ik wil vooral níet als een oud wijf voor pampus liggen midden op een bospad!
De meiden zitten beteuterd om mij heen in het gras, ze kijken ernstig. Ik moet het even rustiger aan doen zeggen ze. Hup, even niet naar het werk maar minstens een half jaar ziek melden. Ik zie er de laatste tijd niet zo best uit hoor ik en "waarom ben je nou opeens zo dík geworden", roept Miranda. Dik...ook dat nog. "Het is vast een burnout", roept Lycette. "De overgang of een burnout …of allebei." Diagnoses en adviezen vliegen over en weer. Ik kijk achterom naar de pas verstreken jaren. Geen gemakkelijke jaren, jaren vol ijver en zorg en rouw. En ik maar 'immer gerade aus'. Maar wellicht is het tijd voor een andere richting...een andere afslag... De afslag naar mezelf?